Voor NRC sprak ik met Thomas de Veen over Nederland in stukken:
‘Literatuur is voor mij niet het verhaal van individuen, poëzie geen gevoelsuitstorting van een eenzaat, maar de vraag naar wat je kunt ervaren, zien, voelen, denken in de taal die van iedereen is, en hoe dat individuele zich verhoudt tot het politieke.’
En in de Standaard bespreekt Jeroen Dera de bundel:
‘Doorheen zijn collages lopen duidelijke sporen, die hierboven bijvoorbeeld zichtbaar worden via Fort Buku, dat een belangrijke rol speelde tijdens de Surinaamse opstand tegen de koloniale overheerser in de achttiende eeuw. De excessen van het kolonialisme zijn in Nederland in stukken herhaaldelijk onderwerp van reflectie, maar Van der Graaff analyseert ook hoe de maatschappij wordt gestructureerd langs de lijnen van neoliberalisme (‘Het liberalisme is het kapitalisme van de woorden’), racisme en heteronormativiteit. Dat laatste krachtenveld belichtte Van der Graaff niet eerder zo indringend als in deze bundel, waarin de eigen seksualiteit ook object van onderzoek is.
Juist omdat Nederland – en je zou hetzelfde kunnen zeggen voor veel andere westerse democratieën – doordrenkt is van mechanismen van in- en uitsluiting, ligt het land fundamenteel ‘in stukken’. Van der Graaff schetst mensen als speldenknoppen waarop voortdurend krachten inwerken die niet te temmen vallen, omdat de politieke systemen die hen mogelijk maken groter zijn dan het individu. ‘Het individuele leven is de grootste leugen’, tekent de dichter haast woedend op.’